1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
Het verzwegen familieverhaal
Het verzwegen familieverhaal Hub, de zoon van Lei, de oudste der zeven weeskinderen, bracht dit verhaal aan het licht. "Toen mijn vader Lei een toespraak hield ter ere van het 25-jarig priesterschap van mijn oom, barstten alle ooms en tantes plotseling in tranen uit. Ik had geen idee wat er aan de hand was. En daarna werd er met geen woord meer over gesproken. Blijkbaar was het ook niet gepast om vragen te stellen." Pas veel later ontdekte Hub dat zijn vader Lei en zijn broers en zussen iets vreselijks hadden meegemaakt in hun jeugd. Historisch onderzoeker John Muijsers, getrouwd met een dochter van een van de andere zeven weeskinderen, heeft onderzoek gedaan naar deze traumatische gebeurtenissen (‘Een familietragedie in Douvergenhout’ 2020) en heeft gezorgd voor het feitenmateriaal waarop dit verhaal is gebaseerd.
De historische feiten
De historische feiten De vader en moeder van Lei, Huubke, Karel en de andere broers en zussen hadden een café in Douvergenhout, een gehucht in Zuid Limburg. Daar brak in 1924 dus die brand uit. Moeder Adell was een tante van Jos’ moeder, En Lei, de oudste van de zeven wezen, trouwde later met de zus van Jos’ vader. Een waar familieverhaal dus. Maar blijkbaar was die zelfmoord zo’n groot taboe dat er daarom nooit over is gesproken. Jos’ aandacht was gewekt door dit verhaal. Welke schrijver houdt niet van doofpotten, schaamte en taboes die niet aan de oppervlakte mogen komen – en zeker als ze zich om de hoek hebben afgespeeld: Neef Hub vertelde dat iemand dit hele verhaal had uitgepluisd, zijn zwager John Muijsers. Diens bevindingen zijn ronduit schokkend. Alle jongens, met uitzondering van Lei, kwamen in het weeshuis Kollenberg in Sittard terecht, waar Duitse nonnen op geheel eigen wijze de scepter zwaaiden. Duitse kloosterordes die wezen opnamen, dat was in die tijd bepaald niet uitzonderlijk in Limburg. Aan het einde van de negentiende eeuw hadden de nodige Duitse kloostercongregaties zich gevestigd in Limburg. Ze waren In Duitsland verdreven door kanselier Bismarck, die katholieken wantrouwde. Die zouden immers eerder dansen naar het pijpen van de paus in Rome dan naar de nationale overheden. Tientallen congregaties vluchtten naar het door en door katholieke Limburg waar ze met open armen werden ontvangen. Daar gold bepaald geen strikte scheiding van kerk en staat. Die waren als een onontwarbare Gordiaanse knoop met elkaar vervlochten. De buitenlandse kloosterordes kwamen in Limburg dus in een warm bad terecht. De katholieke elite was zeer welwillend tegenover hen, burgemeesters, kasteelheren, notarissen en pastoors, ze draafden allemaal op om hen te verwelkomen. Er werden in een mum van tijd tientallen kloosters gebouwd waar nonnen zich bezighielden met de opvang van bejaarden, ziekenzorg, bewaarscholen, lager onderwijs en weeskinderen. In Sittard werd in 1924 het Karmelietessenklooster gesticht door de uit Berlijn afkomstige Anna Maria Tauscher (later in het religieuze leven bekend als Moeder Maria Teresa). Als je in die tijd wees was, dan had je dubbel pech. Niet alleen omdat je afgesneden was van ouderliefde. Maar ook omdat je overgeleverd was aan een fors aantal -blijkbaar zeer gefrustreerde- religieuze wezens. John Muijsers schrijft in zijn onderzoek: ‘In het algemeen waren weeshuizen bepaald geen 'hemel op aarde' voor de weeskinderen die hier terecht kwamen en ook het Sittards Huize St. Joseph, 'de Kollenberg', waar volgens een oud- bewoner 'Gestapo zusters' de scepter zwaaiden, maakte hierop geen uitzondering. Het blijft onbegrijpelijk dat zelfs in de tijd dat de stichteres van de Karmelietessen van het Goddelijk Hart van Jezus, die zelf zo vroom de liefde predikte, hier persoonlijk verbleef, zo'n onbarmhartig regime voor de kinderen kon ontstaan.' In Sittard wist iedereen dat het erm kenjer waren, daar in de Kollenberg. Drie zonen van het gezin van Martin en Adell kwamen dus terecht in dit Sittardse klooster. De jongste, Huubke, was nog geen vier jaar oud toen hij hier werd afgeleverd en hij zou er tien jaar verblijven. Jaren later vertelde hij hoe hij die tijd had ervaren. John had namelijk een oud cassettebandje gevonden. Daarop stond een interview met twee van die weeskinderen, Karel en Hub, afgenomen ergens in 1978. In het interview doen zij een boekje open over hoe ze als weerloze weeskinderen werden geterroriseerd door 'de Prusische begiene'. Zo mochten ze niet worden betrapt met de handen in de zakken. Hub: 'Het was toen kouder dan nu, maar handschoenen hadden we niet. Maar soms konden jongens het niet meer uithouden en staken ze de handen in de zak. Als die jongens dan thuis kwamen, moesten ze de handen uit de zak halen. En dan kregen ze met een riet slaag boven op hun handen dat het bloed eruit spatte. Dat waren sadisten, sadisten waren dat! Want ze lachten dan ook nog als zo'n jongen dan moest huilen. Ze lachten!! Ze lachten erbij!!' Karel: "Die Duitse zuster zei dan: 'Bei uns zuhause da schämen sich die Kinder und die Eltern wenn die Hände in den Taschen stecken'." Maar er was een escape voor de kleine Hub. Op de Sittardse stadsschool had hij een onderwijzer, meister Blokken, die viool speelde. Ge-wél-dig vond Huubke dat. Die viool werd voor hem een heilig voorwerp, een fetisj, symbool voor alles wat niet kil, koud en harteloos was. Wat zou er zich in dat gekwelde jongenslijfje hebben afgespeeld bij het horen van die onaardse schoonheid, vanzelfsprekende zachtheid, aangenaamheid en warmte? Die andere wereld? John Muijsers Zonder wiens onderzoek dit verhaal niet had bestaan.
De artistieke verwerking
De artistieke verwerking Op 25 juli 2022 schreef Jos aan onderzoeker John en neef Hub: ‘De afgelopen dagen heb ik me verdiept in wat John allemaal naar boven heeft gehaald over de tragische gebeurtenissen in Douvergenhout en de gevolgen daarvan. Het is en blijft een verbijsterend verhaal. Ik heb gelezen en nog eens gelezen en nagedacht wat ik hier in literair opzicht mee zou kunnen doen om het boven het puur anekdotische uit te tillen. De gebeurtenissen zijn veelzeggend. Die zou ik op zich literair kunnen verbeelden. Maar in feite tilt dat het geheel niet uit boven het verslag dat John al heeft gedaan van de feiten. Ik zou voor een verhaal of een roman een of twee of drie karakters moeten ontwerpen en die in hun ontwikkeling volgen: hoe verwerken die de traumatische gebeurtenissen uit hun kindertijd, wat heeft dat betekend voor hun latere levens, voor de relatie met hun vrouw en met name voor hun kinderen? Daarbij dacht ik aan jouw opmerking, Hub, toen je vader Lei een toespraak hield en opeens ooms en tantes begonnen te huilen. En dat jij tot je spijt een afstandelijke relatie had met je vader Lei, wat een echt contact in de weg stond. En dat dat best wel eens met de gebeurtenissen van destijds te maken zou kunnen hebben.’ John reageerde meteen op mijn mail. ‘Door wat jij schrijft, Jos, begint het bij mij te borrelen.....Weet je wat er is gebeurd met een van Hubs dochters, toen hij getrouwd was en kinderen had? Zij studeerde begin jaren zeventig viool op het Conservatorium. En toen is er twee weken voordat ze eindexamen deed, iets gebeurd waaruit bleek dat de opgelopen familietrauma’s niet waren verwerkt.’ Hij beschreef wat zich tussen Hub en zijn dochter had afgespeeld. Nu wist Jos hoe hij hiervan een gelaagd verhaal kon maken. En hoe dat verhaal moest beginnen: met het verleden dat onuitgenodigd aan de deur klopt. Hij schreef Huubkes Vlucht dus niet als een doorlopend verhaal dat begint bij de cafébrand en dan de tijdlijn volgt van de jaren twintig tot in de jaren zeventig, dus niet van A tot Z, maar in fragmenten, een verhaal dat van achteren naar voren wordt verteld. In stukken en brokken, compact, maar toch vol levendige details. Zoals bewustzijn werkt. Hij probeerde daarbij zo dicht mogelijk bij het waargebeurde verhaal te blijven, overigens zonder zijn fantasie tekort te doen. Maar daarmee is dit ware familieverhaal nog niet ten einde. Want… waar komt nou toch die muziek vandaan? Nou, daarvoor moeten we weer in het familie-archief duiken. Een andere zus van Jos' vader was de moeder van Arno, Arno Dieteren. Ook Arno is dus een neef van Jos. Hij is componist en samen met zijn vrouw Paulien pleitbezorger van moderne ernstige muziek. Zo richtten zij in 1979 het befaamde ensemble Contraint op dat 20 jaar lang succesrijk door het land trok met uitvoeringen van moderne muziek. Toen Arno Huubkes vlucht las, stuurde hij Jos een door hem gecomponeerde solo voor altviool op. Hij had een onmiddellijke associatie gevoeld met het verhaal. Was dat voelbaar? Zo ja, dan konden ze er misschien samen iets mee doen. Een youtubefilm? Een luisterverhaal wellicht? Jos antwoordde: ‘Wat een mooi stuk, Arno!' En wat zit er veel in aan tegenstrijdigs ondanks de lijn die stroomt en stroomt. Water. Wolken. Zweven. Het is spannend maar het schuurt ook menigmaal. De meister zou zomaar hebben kunnen inzetten met dit stuk. En dat zo het jongetje wordt opgetild en vliegt. Dit stuk vertelt een eigen muzikaal verhaal dat raakt. Niet alleen aan mijn verhaal. Maar het raakt ook puur vanuit zichzelf: de weemoed van het begin, de uitersten die steeds meer ruimte gaan nemen tot het echt pijn gaat doen. En dan het einde, waarin de muziek zich terugtrekt, een dier dat een donker hoekje opzoekt om langzaam te sterven. Ja! Laten we nu samen lekker gaan nadenken over een vorm voor ons Gesamtkunstwerk.‘ Het werd uiteindelijk dus een luisterverhaal dat Jos zelf zou gaan vertellen. Hij sprak elke week een scène van het verhaal in, stuurde die over het net naar Brunssum en Arno stuurde hem dan de muziek die hij daarbij vond passen. Dat waren vaak reeds bestaande, opgenomen fragmenten van andere composities van zijn hand en soms nieuw gecomponeerd materiaal. Het was altijd spannend om dat cadeautje uit te pakken. En het paste altijd! Ze deelden dezelfde artistieke waarden bij tekst en muziek, de neefjes voelden elkaar goed aan, deden elkaar suggesties en zo knutselden ze Huubkes Vlucht in elkaar. Opnamen Huubkes Vlucht in de geluidsstudio van Sam Huisman met Guus Ghijsen op de altviool en Paulien Dieteren op de klarinet